Aandachtspunten en modellen bij eigen lokale belastingen
Deze pagina biedt voor verschillende eigen lokale belastingen een overzicht van aandachtspunten en een eventueel modelreglement.
Activeringsheffing
Een activeringsheffing is een jaarlijkse belasting op onbebouwde bouwgronden in woongebied en/of onbebouwde kavels in de gemeente met als doel om potentiële woonlocaties vrij te maken en grondspeculatie tegen te gaan.
Download het modelreglement(Word bestand opent in nieuw venster)
- Voor gemeenten met een structureel onderaanbod aan woningen ten opzichte van het bouwpotentieel, is een activeringsheffing verplicht.
- Het decreet grond- en pandenbeleid bevat in de artikelen 3.2.6. tot 3.2.12. een aantal suppletieve bepalingen die van toepassing zijn voor zover het gemeentelijk belastingreglement er niet uitdrukkelijk van afwijkt.
- Het is aangewezen om de belasting te koppelen aan het register van onbebouwde percelen, dat gemeenten verplicht moeten bijhouden op basis van artikel 2.2.5. decreet grond- en pandenbeleid en artikel 5.6.1. Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. De opmaak en de actualisering van dit register kunnen worden opgedragen aan een intergemeentelijk samenwerkingsverband.
- De gemeente kan ervoor kiezen om de belasting te beperken tot enkel onbebouwde bouwgronden in woongebied of tot enkel onbebouwde kavels.
- De minimumtarieven van artikel 3.2.5. decreet grond- en pandenbeleid moeten worden gerespecteerd:
- Indien de activeringsheffing wordt vastgesteld op een bedrag per strekkende meter lengte van de bouwgrond of kavel palende aan de openbare weg, bedraagt de heffing ten minste 12,50 euro per strekkende meter.
- Indien de activeringsheffing wordt vastgesteld op een bedrag per vierkante meter oppervlakte van de bouwgrond of kavel, bedraagt de heffing ten minste 0,25 euro per vierkante meter.
- In elk geval geldt een minimale aanslag van 125 euro per bouwgrond of kavel.
- Bovenstaande bedragen zijn gekoppeld aan de evolutie van de ABEX-index en stemmen overeen met de index van november 2008. Ze worden jaarlijks op 1 januari aangepast aan het ABEX-indexcijfer van de maand november die aan de aanpassing voorafgaat.
Tariefverschillen in functie van de ligging van het onbebouwd perceel kunnen aanvaardbaar zijn mits een pertinente motivering. Zo kunnen bepaalde percelen door hun ligging meer aanzetten tot grondspeculatie dan andere en om die reden onderwerpen worden aan een hoger tarief. Hierbij is het wel van groot belang dat de gebiedsafbakening op een duidelijke en onderbouwde manier gebeurt.
- Een tariefonderscheid tussen natuurlijke en rechtspersonen is niet mogelijk in het licht van de aard en het doel van de belasting.
- Een tariefonderscheid in het voordeel van eigen inwoners is niet mogelijk in het licht van de aard en het doel van de belasting.
- Artikel 7 van het modelreglement bevat suggesties van mogelijke vrijstellingen, in grote mate overgenomen van artikel 3.2.8. van het decreet grond- en pandenbeleid. Artikel 3.2.8. is een suppletieve bepaling waar de gemeente van kan afwijken door vrijstellingen weg te laten maar ook door zelf vrijstellingen toe te voegen. Uiteraard wordt het redelijkheidsbeginsel in acht genomen als van de decretale regeling afgeweken wordt, en moet erover gewaakt worden dat het doel van de belasting niet onderuit gehaald wordt.
- De term ‘eigenaar’ heeft in principe zowel betrekking op een volle eigenaar als een naakte eigenaar. Zo komt - in de formulering van het modelreglement - wie al een naakte eigendom heeft, niet in aanmerking voor de vrijstelling wegens enige bouwgrond, bij uitsluiting van enig ander onroerend goed.
- Een vrijstelling van eigen inwoners is niet mogelijk in het licht van de aard en het doel van de belasting.
Belasting op leegstaande woningen en gebouwen
Veel gemeenten heffen een belasting op leegstaande woningen en gebouwen om leegstand en de negatieve gevolgen ervan binnen de gemeente te bestrijden.
Download het modelreglement(Word bestand opent in nieuw venster)
- Gemeenten die een belasting op leegstand wensen te vestigen, moeten een register van leegstaande woningen en gebouwen bijhouden. De opmaak, de opbouw, het beheer en de actualisering van het leegstandsregister kan ook toevertrouwd worden aan een intergemeentelijk samenwerkingsverband.
Het is aanbevolen om te werken met twee afzonderlijke reglementen: een registratiereglement, waarin de indicaties van leegstand en de procedure tot vaststelling van de leegstand worden vastgesteld, en een belastingreglement. Een registratiereglement behoeft immers minder aanpassing of vernieuwing dan een belastingreglement. Bovendien moet er een onderscheid gemaakt worden tussen enerzijds betwisting van de opname in het leegstandsregister of verzoek tot schrapping uit het leegstandsregister en anderzijds bezwaar tegen de belastingaanslag of verzoek tot toekenning van een vrijstelling van de belasting. Voor beide geldt een verschillende procedure, onder meer op vlak van beroep.
Woningen die als verwaarloosd geïnventariseerd zijn, kunnen ook opgenomen worden in het leegstandsregister.
Woningen die door het Vlaamse Gewest als ongeschikt en/of onbewoonbaar geïnventariseerd zijn, kunnen niet opgenomen worden in het leegstandsregister.
Bedrijfsruimten in de zin van artikel 2, 1° van het decreet 19 april 1995 kunnen niet opgenomen worden in het leegstandsregister.
- Het modelreglement gaat uit van een belasting nadat de woning of het gebouw 12 opeenvolgende maanden in het leegstandsregister is opgenomen. Zo leidt registratie van de woning of het gebouw niet onmiddellijk tot een belasting. De gemeente kan ervoor kiezen om een andere termijn te bepalen.
- Een woning kan niet zowel als tweede verblijf als als leegstaande woning belast worden. Om te vermijden dat de belastingplichtige er in dat geval zelf voor kan ‘kiezen’ om aan de meest voordelige belasting onderworpen te zijn, is het aangewezen om de criteria om in aanmerking te komen voor ofwel de leegstandsbelasting ofwel de tweedeverblijfsbelasting op elkaar af te stemmen.
- Een gemeente kan autonoom de tariefberekening (vb. forfaitair, per strekkende meter gevellengte maal het aantal bouwlagen, per vierkante meter grondoppervlakte maal het aantal bouwlagen...) en de hoogte van de tarieven bepalen, maar moet hierbij het redelijkheidsbeginsel respecteren. De tarieven mogen niet dermate hoog zijn dat ze het eigendomsrecht uithollen en het is raadzaam om in alle gevallen een maximumtarief te voorzien.
- Tariefdifferentiaties zijn mogelijk mits een afdoende motivering in de aanhef van het reglement. Zo kan onder meer een tariefonderscheid gehanteerd worden:
- voor leegstaande handelspanden, vanuit een bestaande beleidsdoelstelling van de gemeente
- naar gelang de ligging van de woning of het gebouw in de gemeente, vb. om leegstand in het kernwinkelgebied of woningspeculatie in een bepaald gebied tegen te gaan. Hierbij is het belangrijk dat dit goed gemotiveerd wordt en dat de gebiedsafbakening op een duidelijke en onderbouwde manier gebeurt.
De aanvraag van een vrijstelling wordt best niet gekoppeld aan de opname in het leegstandsregister, aangezien de loutere opname in het leegstandsregister de belasting nog niet verschuldigd maakt en er zich situaties van vrijstelling kunnen voordoen tussen de opname op het register en de vestiging van de belasting. De aanvraag van een vrijstelling wordt dus beter gekoppeld aan het aanslagbiljet.
- Artikel 7, §3 en §4 van het modelreglement bevat een heel aantal suggesties van mogelijke vrijstellingen, met een aanvaardbare motivering in de aanhef van het modelreglement. Gemeenten kunnen deze vrijstellingen schrappen of - mits aanvaardbare en expliciete motivering - uitbreiden.
- Een aantal vrijstellingen in het modelreglement zijn beperkt in de tijd. Het staat de gemeente vrij om ook bij andere vrijstellingen een termijn in te stellen. Het annaliteitsbeginsel staat niet toe dat vrijstellingen voor langer dan één jaar in één keer worden toegekend. In het reglement kan wel ingeschreven staan dat de belastingschuldige vb. maximaal drie jaar een bepaalde vrijstelling mag aanvragen/krijgen. Dit betekent dat de belastingplichtige ofwel jaarlijks zijn vrijstelling opnieuw aanvraagt, ofwel dat de gemeente elk jaar opnieuw ambtshalve een beslissing neemt over de vrijstelling.
Het modelreglement geeft niet aan of er beperkingen zijn in het opeenvolgend cumuleren van diverse vrijstellingen. Het kan zinvol zijn dit wel te doen, vb. door te bepalen dat niet achtereenvolgens zowel een vrijstelling kan worden verkregen voor het uitvoeren van vergunningsplichtige werken als voor niet-vergunningsplichtige werken.
- Als vrijstellingen worden verstrengd of gewijzigd, moet hier gelet op het rechtszekerheidsbeginsel rekening mee gehouden worden. Op zijn minst moeten belastingplichtigen tijdig actief geïnformeerd worden en de nodige tijd krijgen om op de wijzingen te anticiperen.
Indien er meerdere houders van een zakelijk recht zijn op een woning of gebouw en aan één van de eigenaars wordt een vrijstelling toegekend op basis van een gebouwgebonden vrijstelling, geldt de vrijstelling voor alle houders van het zakelijk recht, zelfs al hebben de anderen géén vrijstellingsaanvraag ingediend. Indien de vrijstelling echter is toegekend op basis van een persoonsgebonden vrijstelling, geldt de vrijstelling enkel voor degene aan wie de vrijstelling is toegekend.
Vaak wordt een tijdelijke vrijstelling voorzien voor de belastingplichtige die eigenaar werd door overdracht van het leegstaande pand. In evenveel gevallen wordt een uitzondering op deze vrijstelling voorzien in het geval de nieuwe belastingplichtige-eigenaar een bloed- of aanverwant is van de vorige belastingplichtige-eigenaar. Het Hof van Beroep te Gent heeft in een arrest van 26 juni 2018 geoordeeld dat deze uitzondering op de vrijstelling zorgt voor een ongelijke behandeling die niet redelijk te verantwoorden is. Er werd besloten tot een schending van het gelijkheidsbeginsel.
Een aantal andere voorbeelden van vrijstellingen die, mits afdoende motivering, kunnen worden opgenomen in het reglement:
voor tijdelijk gebruik van panden o.a. als pop-up handelszaak, vanuit het stimuleren van ondernemerschap
- voor woningen of gebouwen die een residentiële invulling hebben vb. bij gebruik door seizoenarbeiders
voor gebruik van een leegstaande woning voor het uitoefenen van een vrij beroep
voor woningen of gebouwen waarvoor de schrapping uit het leegstandsregister werd aangevraagd maar nog niet behandeld
Belasting op ongeschikte en onbewoonbare woningen
Alle woningen in Vlaanderen die niet aan de minimale kwaliteitsnormen voor basiscomfort, veiligheid en gezondheid voldoen, kunnen ongeschikt of onbewoonbaar verklaard worden. Die gebouwen komen terecht in de Vlaamse inventaris van ongeschikte en onbewoonbare woningen.
Om de Vlaamse beleidsdoelstellingen inzake woningkwaliteit te behalen, worden geïnventariseerde woningen belast. De gemeente kan ervoor kiezen om opcentiemen te heffen op de Vlaamse heffing of om een eigen belasting te heffen. Als de gemeentelijke belasting voldoet aan de voorwaarden in de Vlaamse Codex Fiscaliteit, is ook voldaan aan de Vlaamse beleidsdoelstellingen en ziet het Vlaamse Gewest in de betrokken gemeente af van de gewestelijke heffing.
Download het modelreglement(Word bestand opent in nieuw venster)
Non bis in idem beginsel: er mag geen eigen gemeentebelasting op ongeschikte en onbewoonbare woningen worden geheven als opcentiemen op de gewestelijke heffing worden geheven of omgekeerd.
Als een woning op het register van verwaarloosde woningen én op de Vlaamse inventaris van ongeschikte en onbewoonbare woningen wordt vermeld, en de gemeente voorziet in beide gevallen een belasting, dan moeten beide belastingen worden geheven. Er kan niet worden gekozen om slechts één van de twee belastingen (vb. de hoogste) te heffen.
Het betreft immers een schending van het gelijkheidsbeginsel als slechts één belasting van de twee wordt geheven. Er is geen redelijke verantwoording mogelijk voor een vrijstelling of voor het toepassen van slechts één belasting als de woning in de twee inventarissen is opgenomen.
In artikel 25, §5, tweede lid van het decreet van 22 december 1995 wordt ook expliciet bepaald dat woningen die door het Vlaamse Gewest geïnventariseerd zijn als ongeschikt of onbewoonbaar, eveneens kunnen worden opgenomen in het register van verwaarloosde gebouwen en woningen, en omgekeerd. Dit werd ook overgenomen in artikel 2.19. van de Vlaamse Codex Wonen van 2021.
De koppeling van een gemeentelijke belasting op ongeschikte en onbewoonbare woningen aan de Vlaamse inventaris van ongeschikte en onbewoonbare woningen is verplicht, een eigen inventaris is niet toegelaten.
De minimumtarieven van artikel 2.5.1.0.1. VCF moeten worden gerespecteerd:
- 500 euro voor een kamer als vermeld in artikel 1.3., §1, eerste lid, 25° van de Vlaamse Codex Wonen van 2021
- 990 euro voor elke andere woning
Voldoen aan één van de twee minima is voldoende opdat Vlaanderen geen gewestelijke heffing meer heft in de gemeente.
- Artikel 7, §2 en §3 van het modelreglement bevat suggesties van mogelijke vrijstellingen. Deze opsomming is louter ter inspiratie en bevat voorbeelden van vrijstellingen wegens de uitoefening van het sociaal beheersrecht. wegens verkrijging van het zakelijk recht (nieuwe eigenaar), wegens bewoning van de enige woning, wegens onteigening, wegens ramp, wegens overmacht, … Het behoort tot de fiscale autonomie en beleidskeuze van het bestuur om deze al dan niet over te nemen. De vrijstelling ingeval van overmacht (art. 7, §2, 9°) wordt sterk aanbevolen als “vangnet”.
- Vaak wordt een tijdelijke vrijstelling voorzien voor de belastingplichtige die eigenaar werd door overdracht van het ongeschikte of onbewoonbare pand. In evenveel gevallen wordt een uitzondering op deze vrijstelling voorzien in het geval de nieuwe belastingplichtige-eigenaar een bloed- of aanverwant is van de vorige belastingplichtige-eigenaar. Het Hof van Beroep te Gent heeft in een arrest van 26 juni 2018 geoordeeld dat deze uitzondering op de vrijstelling zorgt voor een ongelijke behandeling die niet redelijk te verantwoorden is. Er werd besloten tot een schending van het gelijkheidsbeginsel. Dit arrest werd weliswaar geveld in het kader van een leegstandsbelasting maar geldt evengoed bij de belasting op ongeschiktheid of onbewoonbaarheid. Het opnemen van deze uitzondering is dan ook niet zonder gevaar.
Belasting op parkeren
Gemeenten kunnen een belasting heffen op gedepenaliseerde inbreuken inzake het parkeren. Het gaat om inbreuken op drie parkeervormen:
- parkeren met beperkte parkeertijd
- betalend parkeren
- parkeren op plaatsen voorbehouden aan houders van een gemeentelijke parkeerkaart
De wettelijke antwoorden op parkeerinbreuken: retributie/belasting, GAS-boete en strafsanctie(PDF bestand opent in nieuw venster) is een nota die een overzicht biedt van situaties waarin gemeenten wel en geen belasting op parkeren kunnen heffen en biedt alternatieven voor wanneer een belasting niet mogelijk is.
Belasting op toeristische logies
Veel gemeenten heffen een belasting op het verstrekken van toeristische logies omdat de logiesverstrekkende sector voordeelt haalt uit inspanningen voor veiligheid, infrastructuur, verfraaiing, afvalbeheersing en toeristische ontwikkeling die de gemeente levert. Ook toeristen en tijdelijke verblijvers kunnen genieten van deze inspanningen, maar leveren geen bijdrage in de algemene financiering van de kosten.
Download het modelreglement(Word bestand opent in nieuw venster)
Logies die onder het toepassingsgebied van het belastingreglement op toeristische logies vallen, kunnen niet belast worden op grond van een gemeentebelasting op tweede verblijven. Het is aanbevolen om beide reglementen zo goed mogelijk op elkaar af te stemmen.
- Een hoger tarief voor informele logies dan voor de aangemelde logies is in principe mogelijk, maar belangrijk is dat dit tarief niet sanctionerend mag zijn. Het Logiesdecreet voorziet in een verplichte aanmelding bij Toerisme Vlaanderen van elk toeristisch logies en bepaalt al sancties voor het niet-nakomen van deze verplichting. Als de gemeente kiest om een hoger tarief te bepalen voor informele logies, moet dit pertinent gemotiveerd worden. Het ontmoedigen van de exploitatie van niet bij Toerisme Vlaanderen aangemelde toeristische logies is op zich geen voldoende motivering. Wel kan verwezen worden naar mogelijke extra taken en kosten voor de gemeente, brandweer en politie doordat niet bewezen is dat deze logies voldoen aan brandveiligheidsnormen, normen van hygiëne en comfort, juridische garanties qua toegelaten uitbating, hoedanigheid van de uitbater…
Bij overdracht, stopzetting of start van de uitbating in de loop van het jaar, is het - in het geval van een jaarlijkse belasting - aangewezen de belasting te berekenen op grond van het aantal maanden uitbating in dat jaar, waarbij een begonnen als een volledige maand aanzien wordt.
In het geval van een jaarlijkse belasting kan een vermindering bepaald worden bij tijdelijke sluiting, vb. in geval van:
- ingrijpende renovatiewerken, die de uitbating van meer dan de helft van de kamers/bedden onmogelijk maken
- medische redenen die het de exploitant(en) onmogelijk maken om de uitbating te verzekeren
- overmacht
Hierbij kan bepaald worden dat de uitbater:
- een bepaald aantal dagen voor de tijdelijke sluiting de dienst toerisme op de hoogte moet brengen van de geplande ingrijpende renovatiewerken of medische redenen, waarbij hij vermeldt hoelang de tijdelijke sluiting zal duren.
- bij overmacht zo snel mogelijk, en uiterlijk een bepaald aantal dagen na de overmacht, de dienst toerisme op de hoogte moet brengen.
Belasting op verspreiding ongeadresseerd drukwerk
Veel gemeenten heffen een belasting op de verspreiding van niet-geadresseerd drukwerk en gelijkgestelde producten vanuit een ecologische inslag en omwille van de extra inzamelings- en verwerkingskosten die zo een verspreiding met zich meebrengt.
Download het modelreglement(Word bestand opent in nieuw venster)
Het belastbaar voorwerp van het modelreglement is ‘drukwerk’ en is dus niet beperkt tot ‘reclamedrukwerk’. Gelet op de hogervermelde motivering van de belasting is een onderscheid tussen reclamedrukwerk en ander drukwerk immers niet relevant.
- Gelet op de ecologische inslag van de belasting, is het bij de tariefbepaling belangrijk om het principe ‘de vervuiler betaalt’ zo veel als mogelijk toe te passen.
- In het modelreglement is gekozen voor een berekening per exemplaar en volgens gewicht. Dit is een geschikte berekeningsgrondslag voor drukwerk én gelijkgestelde producten.
- Het is ook mogelijk om het tarief te bereken volgens formaat of oppervlakte, met hogere tarieven naarmate het drukwerk groter is.
- Gelet op de ecologisch inslag van de belasting kunnen lagere tarieven voorzien worden voor ecologisch drukwerk (vb. op FSC-gecertificeerd papier met biologische inkt).
- Eventuele vrijstellingen en verminderingen zullen steeds afdoende gemotiveerd moeten worden in de aanhef van het reglement, omdat de ecologische impact en inzamelings- en verwerkingskost van de verspreiding vaak dezelfde blijft, ongeacht de verspreider of de inhoud van het drukwerk.
- Artikel 7 van het modelreglement bevat 3 suggesties van veelvoorkomende vrijstellingen, met telkens ook een aanvaardbare motivering in de aanhef van het modelreglement.
- Gemeenten kunnen deze vrijstellingen schrappen of - mits aanvaardbare en expliciete motivering - uitbreiden. Voorbeelden van vrijstellingen en verminderingen zijn:
- voor drukwerk zonder handelskarakter, vanuit het vervullen van een bepaalde taak van algemeen belang of openbaar nut
- voor drukwerk dat een vast redactioneel gedeelte niet-publicitaire tekst bevat, vanuit het vervullen van de maatschappelijke behoefte aan informatie
- voor startende ondernemingen, vanuit een bestaande beleidsdoelstelling met betrekking tot de ondersteuning van startende ondernemers. Het is aanbevolen om de periode waarin de vermindering of vrijstelling wordt toegekend concreet te omschrijven en te beperken in de tijd.
- voor ondernemingen die geconfronteerd worden met moeilijke bereikbaarheid door vb. werkzaamheden. Ook hier is het aanbevolen om de periode waarin de vermindering of vrijstelling wordt toegekend concreet te omschrijven en te beperken in de tijd. Het is ook aanbevolen het aantal verspreidingen dat in aanmerking komt voor vrijstelling of vermindering en de voorwaarden ervan concreet te omschrijven.
- voor handelaars die slechts enkele keren per jaar kleine hoeveelheden drukwerk of gelijkgestelde producten verspreiden om publiciteit te voeren voor hun producten of diensten die ze aanbieden op de lokale afzetmarkt. Het is hierbij sterk aanbevolen om een aantal beperkende voorwaarden om voor vrijstelling of vermindering in aanmerking te komen concreet te omschrijven. Het gaat dan onder meer over het aantal verspreidingen, het gewicht of formaat van het drukwerk of gelijkgesteld product en/of de inhoud ervan vb. enkel in geval van aankondiging opendeurdag.
- Een aangifte voorafgaand aan de verspreiding van het drukwerk wordt afgeraden. In de praktijk is het vaak niet mogelijk een voorafgaande aangifte te doen. Gezien de snelheid die de handels- en reclamewereld kenmerkt, is het aannemelijk dat een professionele distributiedienst niet de ruimte heeft om te wachten met de verspreiding tot de aangifte is gebeurd. De Raad van State oordeelde bovendien eerder dat een voorafgaande aangifteplicht, met toevoeging van een exemplaar van het drukwerk, de vrijheid van handel schendt. De gemeente kan opleggen dat bij de aangifte een exemplaar wordt gevoegd, maar dat kan enkel na de verspreiding.
- Artikel 9, §3 van het modelreglement bevat een facultatieve bepaling over de voorafgaande aankondiging van de verspreiding aan de gemeente. Ook het gemeentelijke politiereglement kan bepalingen bevatten over de verspreiding van drukwerk en gelijkgestelde producten vb. voorafgaande toelating. Het is belangrijk om erop te wijzen dat een voorafgaande aankondiging of toelating niet hetzelfde is als een belastingaangifte, en dat dit de belastingplichtige dus niet ontslaat van de verplichting om aangifte te doen na de verspreiding.
- Bij de verspreiding in brievenbussen kan het aantal exemplaren vastgelegd worden in het belastingreglement zelf of er kan worden bepaald dat het college van burgemeester en schepenen het aantal jaarlijks vastlegt. Het is in dat geval belangrijk dat die vastlegging tijdig gebeurt. Voor een inschatting van het aantal brievenbussen kan men gebruik maken van de Distripost simulatietool van De Post(opent in nieuw venster).
- Het is wenselijk om gedifferentieerde verhogingen vast te stellen die toegepast worden al naargelang de ernst en de frequentie van de overtreding. Het is aanbevolen dit te motiveren in de aanhef.
Blijf op de hoogte
Schrijf je in voor onze nieuwsbrieven en blijf op de hoogte.