VB 24074 - Schenking aan kinderen na huwelijk onder stelsel algemene gemeenschap
- Nummer
- 24074
- Datum beslissing
- 11 oktober 2024
- Publicatiedatum
- 18 november 2024
Heffing
- Schenkbelasting
Wettelijke basis
- art. 2.8.3.0.1. VCF
- art. 2.8.4.1.1. VCF
- art. 3.17.0.0.2. VCF
I. Voorwerp van de aanvraag
1. De aanvraag strekt er toe bevestiging te krijgen dat de keuze voor het stelsel der algehele gemeenschap van goederen door de echtgenoten X-Y, gevolgd door de schenking door de heer en mevrouw X-Y van de volle eigendom van een onroerend goed aan hun kinderen, niet ingaat tegen de artikelen 2.8.3.0.1, §1 VCF en 2.8.4.1.1., §1 en §2 VCF en er geen sprake is van fiscaal misbruik in de zin van artikel 3.17.0.0.2 VCF.
II. Omschrijving van de verrichting(en)
II.A. Identiteit van de aanvrager en de partijen
2. De aanvraag wordt ingediend door […], kantoorhoudende te […], namens:
2.1. De heer X, rijksregisternummer […], geboren te […] op xx.xx.1957, en zijn echtgenote,
2.2. Mevrouw Y, rijksregisternummer […], geboren te […] op xx.xx.1957,
samen wonende te […].
Hierna genoemd “de schenker(s)”
3. De betrokken partijen zijn de twee gezamenlijke kinderen van partijen sub 2:
3.1. De heer A, rijksregisternummer […], geboren te […] op xx.xx.1988, ongehuwd, wonende te […].
3.2. Mevrouw B, rijksregisternummer […], geboren te […] op xx.xx.1990, ongehuwd, wonende te […].
Hierna genoemd “de begiftigden”
4. Het betrokken onroerend goed is:
Woning gelegen […].
II. B. Beschrijving van de voorgenomen verrichting(en)
5. Wettelijke bepalingen waarop de beslissing moet slaan:
- Artikel 2.8.3.0.1, §1, VCF:
“Voor de schenkingen onder de levenden van roerende en onroerende goederen wordt een schenkbelasting geheven op het aandeel van elke begiftigde, op basis van de verkoopwaarde van de geschonken goederen, zonder aftrek van lasten.”;
- Artikel 2.8.4.1.1, §1 en §2 VCF:
Ҥ 1. De schenkbelasting voor de schenkingen van onroerende goederen wordt berekend volgens het tarief, vermeld in de onderstaande tabellen :
TABEL I
verkrijging in rechte lijn en tussen partners | |||
gedeelte van de schenking |
| ||
A | tarief, toepasselijk op het overeenstemmende gedeelte in kolom A, in % | totaalbedrag van de belasting over de voorgaan- de gedeelten, in euro | |
Vanaf | tot en met |
|
|
0,01 | 150.000 | 3 | - |
150.000,01 | 250.000 | 9 | 4500 |
250.000,01 | 450.000 | 18 | 13.500 |
450.000,01 | 27 | 49.500 |
TABEL II
tarief tussen alle andere personen | |||
gedeelte van de schenking |
| ||
A schijf in euro | tarief, toepasselijk op het overeenstemmende gedeelte in kolom A, in % | totaalbedrag van de belasting over de voorgaan- de gedeelten, in euro | |
Vanaf | tot en met |
|
|
0,01 | 150.000 | 10 | - |
150.000,01 | 250.000 | 20 | 15.000 |
250.000,01 | 450.000 | 30 | 35.000 |
450.000,01 | 40 | 95.000 |
§ 2. Het tarief van de schenkbelasting voor de schenkingen van roerende goederen bedraagt :
1° 3% voor een verkrijging in de rechte lijn en tussen partners;
2° 7% voor een verkrijging door alle andere personen.
Dat tarief is niet van toepassing op de schenkingen onder de levenden van roerende goederen die met legaten worden gelijkgesteld met toepassing van artikel 2.7.1.0.3, 3°.”
- 3.17.0.0.2 VCF:
“Aan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie kan niet worden tegengeworpen, de rechtshandeling noch het geheel van rechtshandelingen dat een zelfde verrichting tot stand brengt, wanneer die entiteit door vermoedens of door andere bewijsmiddelen, vermeld in artikel 3.17.0.0.1, en aan de hand van objectieve omstandigheden aantoont dat er sprake is van fiscaal misbruik.
Er is sprake van fiscaal misbruik wanneer de belastingplichtige door middel van de door hem gestelde rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen één van de volgende verrichtingen tot stand brengt :
1° hetzij een verrichting waarbij hij zichzelf in strijd met de doelstellingen van een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten buiten het toepassingsgebied van die bepaling plaatst;
2° hetzij een verrichting waarbij aanspraak wordt gemaakt op een belastingvoordeel, voorzien door een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten, en de toekenning van dit voordeel in strijd zou zijn met de doelstellingen van die bepaling en die in wezen het verkrijgen van dit voordeel tot doel heeft.
Het komt aan de belastingplichtige toe te bewijzen dat de keuze voor zijn rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen door andere motieven verantwoord is dan het ontwijken van de belasting. Als de belastingplichtige het tegenbewijs niet levert, dan wordt de verrichting aan een belastingheffing overeenkomstig het doel van deze codex onderworpen alsof het misbruik niet heeft plaatsgevonden.”.
6. Omschrijving van de verrichting
6.1. Het echtpaar X-Y is na een jarenlange feitelijke en wettelijke (2013) samenwoning, op xx.xx.2022 gehuwd te […].
6.2. Mevrouw Y was ingevolge aankoop in 1992 eigenaar geworden van een woning gelegen […].
6.3. Ingevolge huwelijkscontract verleden voor notaris […] te […], op xx.xx.2022, opteerden de aanstaande echtgenoten voor het stelsel der algehele gemeenschap met keuzebeding, waarbij evenwel volgende zaken werden uitgesloten uit de gemeenschap:
- de lidmaatschapsrechten verbonden aan de aandelen van de CV C, met zetel te […],, welke eigen zullen blijven aan de heer X, voormeld;
- de roerende en onroerende tegoeden voortkomende uit de erfenis van de heer […] en mevrouw […], welke eigen zullen blijven aan mevrouw Y, voormeld.
6.4. De voorgenomen verrichting betreft de schenking van het onroerend goed gelegen te […], aan beide kinderen, ieder voor de onverdeelde helft in volle eigendom.
III. Motivering van de aanvraag
Vermoeden van fiscaal misbruik in de zin van artikel 3.17.0.0.2 VCF
7. Omzendbrief 2015/1(PDF bestand opent in nieuw venster) lijst de rechtshandelingen op die als fiscaal misbruik beschouwd worden. Het vermoeden van fiscaal misbruik speelt onder meer bij de “inbreng van een goed in het gemeenschappelijk vermogen door één echtgenoot onmiddellijk of binnen een korte tijdspanne gevolgd door de schenking van dit goed door beide echtgenoten (gaat in tegen de heffingsgrondslag en de progressiviteit van de artikelen 2.8.3.0.1, §1 en 2.8.4.1.1, §1 en §2 VCF).”.
Hierbij luidt de toelichting als volgt:
“Er kan worden vermoed dat de inbreng van een goed in het gemeenschappelijk vermogen door één echtgenoot onmiddellijk of binnen een korte tijdspanne gevolgd door de schenking van dit goed door beide echtgenoten aan bv. hun enig kind enkel gebeurt om de progressiviteit van de schenkbelasting te ontwijken; dat het bekomen van een aanzienlijke belastingbesparing de enige beweegreden is voor de keuze van de betrokken rechtshandeling. Degelijke constructie gaat in tegen de artikelen 2.8.3.0.1, §1 en 2.8.4.1.1, §1 en §2 VCF. Er is bijgevolg sprake van fiscaal misbruik in de zin van art. 3. 17.0.0.2 VCF.
De belastingplichtige dient te bewijzen dat de keuze voor de inbreng in het gemeenschappelijk vermogen voorafgaand aan de schenking, verantwoord is door andere motieven dan het ontwijken van hogere schenkbelastingen.
Indien de belastingplichtige dit bewijs niet levert, dient de schenkbelasting te worden geheven alsof de inbreng niet had plaatsgevonden, m.a.w. berekening van de schenkbelasting op de schenking door de inbrengende echtgenoot aan het kind voor de geheelheid van het goed.”
8. Hierna lichten de aanvragers toe dat de voorgenomen schenking niet onmiddellijk of binnen een korte tijdspanne volgt op de inbreng van het onroerend goed in de algehele gemeenschap, waardoor er in casu geen sprake is van fiscaal misbruik.
Mocht het besluitvormingsorgaan echter toch van oordeel zijn dat de te verrichten schenking binnen een korte tijdspanne volgt op het huwelijk en bijhorend huwelijkscontract en keuze van huwelijksvermogensstelsel, kan tevens worden aangetoond dat de constructies absoluut geen fiscale motieven heeft en er geen sprake is van eenheid van opzet.
Tijdspanne tussen inbreng en schenking
9. Het huwelijk en de keuze van het huwelijksvermogensstelsel van een algehele gemeenschap, vond plaats op xx.xx.2022. De aanvragers hebben de intentie om de schenking van dit goed te verrichten na het antwoord van uw diensten. Bijgevolg zal de schenking vermoedelijk plaatsvinden in het voorjaar van 2025.
Tussen het huwelijk en de schenking zal er een tijdspanne zijn van ongeveer 2,5 jaar. De schenking volgt aldus niet onmiddellijk of binnen een korte tijdspanne op het huwelijk.
Niet-fiscale motieven voor de inbreng in de beperkte vennootschap
10. De woning waarvan sprake werd steeds als gezinswoning aangewend. Gezien de heer X architect is, werden doorheen de jaren, mede op zijn initiatief, de nodige renovatie- en opfrissingwerken uitgevoerd.
Het huwelijk van de heer X en mevrouw Y was een bevestiging van een dertig jaar durende standvastige relatie, zonder meer. Daarnaast besloten ze de juridische situatie meer in overeenstemming te brengen met de feitelijkheden. De motieven om elkaar meer zekerheid en bescherming te bieden en in het huwelijk te treden werden alleen maar versterkt door de nasleep van de corona pandemie.
11. Het huwelijksvermogensstelsel van de algehele gemeenschap had als voornaamste doel de gezinswoning aan de langstlevende te laten toekomen, alsook het roerend vermogen dat tijdens het huwelijk werd opgebouwd. De relatie met de kinderen was steeds goed maar partijen wilden vermijden dat de langstlevende de gezinswoning niet zou kunnen verkopen indien deze te groot of te duur in onderhoud zou worden bevonden, zonder dat er een akkoord van (een van) de (schoon-)kinderen is. Hetzelfde geldt voor het roerend vermogen waarvan de echtgenoten in de veronderstelling zijn dit volledig nodig te hebben om in het onderhoud van de langstlevende te voorzien.
De echtgenoten hebben meer dan 30 jaar samengeleefd alsof zij gehuwd waren en hebben die situatie ook juridisch vastgelegd door hun huwelijk en de keuze van huwelijksvermogensstelsel.
12. Helaas heeft mevrouw Y ondertussen de diagnose van ALS gekregen en is zij er fysiek op achteruit gegaan. Momenteel is zij volledig afhankelijk van een rolstoel en blijkt de gezinswoning aan de […] daar totaal niet voor te zijn uitgerust.
13. Omwille van deze praktische beperkingen hebben de echtgenoten X-Y besloten een nieuwe woning te laten bouwen, die volledig is aangepast aan de noden van mevrouw Y. Deze woning is bijna volledig afgewerkt en de verhuis zal zo spoedig mogelijk worden ingepland.
14. De echtgenoten X-Y kunnen het onderhoud en de kosten voor twee woningen niet dragen. De medische toestand van mevrouw Y brengt voldoende zorgen met zich mee. Evenwel zijn de kinderen van het echtpaar bereid de zorg en het onderhoud van de woning aan de […] op zich te nemen. Gezien mevrouw B daar zelf nog woonachtig is, en ook zal blijven, is dit een logische beslissing, een die de situatie voor het hele gezin zal verlichten.
15. Opdat de kinderen ook juridisch in de mogelijkheid zijn de nodige werken aan de woning uit te voeren en deze naar goed vermogen te beheren, is het noodzakelijk dat zij de eigendomsrechten verwerven door middel van de schenking.
16. De keuze van het huwelijksvermogensstelsel en de schenking van het onroerend goed werd enkel en alleen gedaan omwille van niet-fiscale motieven en is er evenmin eenheid van opzet.
17. Gelet op wat hoger werd uiteengezet, verzoeken aanvragers te bevestigen dat de te verrichten schenking niet onmiddellijk of binnen een korte tijdspanne volgt op de keuze van het huwelijksvermogensstelsel, en bijgevolg in casu de algemene antimisbruikbepaling van artikel 3.17.0.0.2 VCF niet toegepast kan worden.
IV. Beslissing
Gelet op artikel 3.22.0.0.1 VCF komt het besluitvormingsorgaan tot de volgende voorafgaande beslissing:
18. Onder voorafgaande beslissing wordt verstaan de juridische handeling waarbij de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie overeenkomstig de bepalingen die van kracht zijn, vaststelt hoe de bepaling van de VCF wordt toegepast op een bijzondere situatie of verrichting, die op fiscaal vlak nog geen uitwerking heeft gehad. De Vlaamse Belastingdienst doet bijgevolg geen uitspraak over de rechtsgeldigheid van overeenkomsten op burgerrechtelijk vlak.
19. Volgende artikelen uit de VCF worden onderzocht:
- Artikel 2.8.3.0.1, §1, VCF dat luidt als volgt:
“§ 1. Voor de schenkingen onder de levenden van roerende en onroerende goederen wordt een schenkbelasting geheven op het aandeel van elke begiftigde, op basis van de verkoopwaarde van de geschonken goederen, zonder aftrek van lasten.”;
- Artikel 2.8.4.1.1, §1 en §2 VCF dat luidt als volgt:
Ҥ 1. De schenkbelasting voor de schenkingen van onroerende goederen wordt berekend volgens het tarief, vermeld in de onderstaande tabellen :
TABEL I
verkrijging in rechte lijn en tussen partners | |||
gedeelte van de schenking |
| ||
A | tarief, toepasselijk op het overeenstemmende gedeelte in kolom A, in % | totaalbedrag van de belasting over de voorgaan- de gedeelten, in euro | |
Vanaf | tot en met |
|
|
0,01 | 150.000 | 3 | - |
150.000,01 | 250.000 | 9 | 4500 |
250.000,01 | 450.000 | 18 | 13.500 |
450.000,01 | 27 | 49.500 |
TABEL II
tarief tussen alle andere personen | |||
gedeelte van de schenking |
| ||
A schijf in euro | tarief, toepasselijk op het overeenstemmende gedeelte in kolom A, in % | totaalbedrag van de belasting over de voorgaan- de gedeelten, in euro | |
Vanaf | tot en met |
|
|
0,01 | 150.000 | 10 | - |
150.000,01 | 250.000 | 20 | 15.000 |
250.000,01 | 450.000 | 30 | 35.000 |
450.000,01 | 40 | 95.000 |
§ 2. Het tarief van de schenkbelasting voor de schenkingen van roerende goederen bedraagt :
1° 3% voor een verkrijging in de rechte lijn en tussen partners;
2° 7% voor een verkrijging door alle andere personen.
Dat tarief is niet van toepassing op de schenkingen onder de levenden van roerende goederen die met legaten worden gelijkgesteld met toepassing van artikel 2.7.1.0.3, 3°.”;
- Artikel 3.17.0.0.2 VCF dat luidt als volgt:
“Aan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie kan niet worden tegengeworpen, de rechtshandeling noch het geheel van rechtshandelingen dat een zelfde verrichting tot stand brengt, wanneer die entiteit door vermoedens of door andere bewijsmiddelen, vermeld in artikel 3.17.0.0.1, en aan de hand van objectieve omstandigheden aantoont dat er sprake is van fiscaal misbruik.
Er is sprake van fiscaal misbruik wanneer de belastingplichtige door middel van de door hem gestelde rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen één van de volgende verrichtingen tot stand brengt :
1° hetzij een verrichting waarbij hij zichzelf in strijd met de doelstellingen van een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten buiten het toepassingsgebied van die bepaling plaatst;
2° hetzij een verrichting waarbij aanspraak wordt gemaakt op een belastingvoordeel, voorzien door een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten, en de toekenning van dit voordeel in strijd zou zijn met de doelstellingen van die bepaling en die in wezen het verkrijgen van dit voordeel tot doel heeft.
Het komt aan de belastingplichtige toe te bewijzen dat de keuze voor zijn rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen door andere motieven verantwoord is dan het ontwijken van de belasting. Als de belastingplichtige het tegenbewijs niet levert, dan wordt de verrichting aan een belastingheffing overeenkomstig het doel van deze codex onderworpen alsof het misbruik niet heeft plaatsgevonden.”.
10. In de omzendbrief VLABEL/2015/1 van 16 februari 2015(PDF bestand opent in nieuw venster) worden volgende rechtshandelingen als fiscaal misbruik beschouwd, tenzij de belastingplichtige bewijst dat de keuze voor de rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen verantwoord is door andere dan fiscale motieven:
“Inbreng van een goed in het gemeenschappelijk vermogen door één echtgenoot onmiddellijk of binnen een korte tijdspanne gevolgd door de schenking van dit goed door beide echtgenoten (gaat in tegen de heffingsgrondslag en de progressiviteit van de artikelen 2.8.3.0.1, §1 en 2.8.4.1.1, §1 en §2 VCF).
Er kan worden vermoed dat de inbreng van een goed in het gemeenschappelijk vermogen door één echtgenoot onmiddellijk of binnen een korte tijdspanne gevolgd door de schenking van dit goed door beide echtgenoten aan bv. hun enig kind enkel gebeurt om de progressiviteit van de schenkbelasting te ontwijken; dat het bekomen van een aanzienlijke belastingbesparing de enige beweegreden is voor de keuze van de betrokken rechtshandeling. Degelijke constructie gaat in tegen de artikelen 2.8.3.0.1, §1 en 2.8.4.1.1, §1 en §2 VCF. Er is bijgevolg sprake van fiscaal misbruik in de zin van art. 3.17.0.0.2 VCF.
De belastingplichtige dient te bewijzen dat de keuze voor de inbreng in het gemeenschappelijk vermogen voorafgaand aan de schenking, verantwoord is door andere motieven dan het ontwijken van hogere schenkbelastingen.
Indien de belastingplichtige dit bewijs niet levert, dient de schenkbelasting te worden geheven alsof de inbreng niet had plaatsgevonden, m.a.w. berekening van de schenkbelasting op de schenking door de inbrengende echtgenoot aan het kind voor de geheelheid van het goed.”.
11. De echtgenoten X – Y opteerden voor het stelsel der algemene gemeenschap met keuzebeding in het huwelijkscontract verleden voor Notaris […] te […] op xx.xx.2022.
12. Gelet op de feitenconstellatie, de tijdspanne tussen het huwelijkscontract waardoor het onroerend goed vermeld onder punt 4 in de algemene gemeenschap werd ondergebracht en de voorgenomen schenking, beslist het besluitvormingsorgaan dat de anti-misbruikbepaling van artikel 3.17.0.0.2 VCF niet moet worden toegepast.
Deze beslissing heeft alleen betrekking op registratiebelasting en doet geen uitspraak over andere belastingen.