Gedaan met laden. U bevindt zich op: Curator onbeheerde nalatenschap - laattijdige aangifte nalatenschap - geen overmacht - afwachtende houding is onvoorzichtig - belastingverhoging blijft verschuldigd Vlaamse Belastingdienst

Curator onbeheerde nalatenschap - laattijdige aangifte nalatenschap - geen overmacht - afwachtende houding is onvoorzichtig - belastingverhoging blijft verschuldigd

Rechtspraak
Nummer

23/653/A

Datum beslissing

12 december 2024

Publicatiedatum

7 mei 2025

Rechtbank

Rechtbank van Eerste Aanleg te Gent

Status

Definitief

Heffing

  • Erfbelasting

Wettelijke basis

  • art. 3.18.0.0.6. VCF
  • art. 3.3.1.0.5, §2, 4° lid VCF

Samenvatting

De erflater overleed op 15/09/2019. Hij liet geen afstammelingen na. Bij beschikking dd. 13/07/2021 werd eiser aangesteld als curator over de onbeheerde nalatenschap.

VLABEL informeerde de curator bij schrijven dd. 14/08/2021 inzake de aangifteverplichting:

Overeenkomstig art. 3.3.1.0.5, §2, 4° lid VCF, dient u binnen de 4 maanden vanaf uw aanstelling als curator een aangifte van nalatenschap in te dienen.

De gewone regels inzake uitstel van indiening van de aangifte en belastingverhogingen inzake laattijdige aangifte zijn van toepassing. De tolerantie voor laattijdige indiening van aangifte van nalatenschap bij complexe nalatenschappen kan ingeroepen worden, maar is geen automatisme. Niet elke onbeheerde nalatenschap is per definitie een complexe nalatenschap.”

De curator verzocht bij schrijven van 06/12/2021 om een verlenging van de reeds verstreken termijn voor het indienen van een aangifte van nalatenschap.

VLABEL informeerde de curator bij e-mail van 09/12/2021: “In antwoord op uw schrijven van 06/12/2021 kan ik meedelen dat het dossier on-hold wordt gezet tot 14/01/2022.”

De curator diende op 10/01/2022 een individuele aangifte van nalatenschap in.

VLABEL verstuurt op 28/02/2022 een voorstel tot ambtshalve aanslag aan de curator.

VLABEL ging op 08/04/2022 over tot inkohiering van de aanslag in de erfbelasting met datum van verzending van het aanslagbiljet dd. 15/04/2022. Deze aanslag werd ingekohierd volgens de aangekondigde wijzigingen in het voorstel tot ambtshalve aanslag dd. 28/02/2022. De belastingverhoging in toepassing van art. 3.18.0.0.8 VCF bedraagt 1.718,23 EUR.

De curator diende bezwaar in tegen de betwiste aanslag in de mate dat een belastingverhoging wordt aangerekend. VLABEL heeft het bezwaar van de curator afgewezen.

De curator roept ‘fiscale overmacht’ in. Het niet naleven van de verplichtingen van de Vlaamse Codex Fiscaliteit gebeurde onafhankelijk van de wil van de curator. Alle stappen werden ondernomen die een goede huisvader in dezelfde omstandigheden zou hebben getroffen en alles werd in het werk gesteld wat redelijkerwijze in de mogelijkheden lag.

De rechtbank stelt vast dat eiser als curator werd aangesteld bij beschikking van 13/07/2021. De indieningstermijn liep overeenkomstig art. 3.3.1.0.5, §2, 4de lid VCF af op 13/11/2021. De curator diende pas een aangifte in op 11/01/2022. De aangifte is bijgevolg laattijdig, hetgeen door de curator niet wordt betwist. VLABEL heeft dan ook terecht een belastingverhoging opgelegd aan het tarief van 5% overeenkomstig art. 3.18.0.0.6, §1 VCF. Aangezien voor 13/11/2021 geen verzoek tot verlenging van de aangiftetermijn overeenkomstig art. 3.3.1.0.7 VCF werd ingediend, zijn de artikelen 3.3.1.0.7 en 3.18.0.0.6, §2 VCF niet van toepassing. VLABEL kon dan ook geen termijnverlenging toestaan, noch de toepassing van art. 3.18.0.0.6 VCF uitsluiten.

De rechtbank is van oordeel dat VLABEL art. 3.18.0.0.6, §1 VCF correct heeft toegepast. Deze bepaling voorziet in een belastingverhoging van 5% voor een vertraging tot 5 maand na het verstrijken van de aangiftetermijn. De belastingverhoging werd dan ook rechtsgeldig opgelegd. Des te meer daar VLABEL de curator heeft geïnformeerd bij brief van 14/08/2021.

De rechtbank merkt op dat de curator in toepassing van art. 3.3.1.0.7 VCF tijdig een gemotiveerd verzoek tot verlenging van de aangiftetermijn kon aanvragen. De curator deed dat blijkbaar niet en licht evenmin toe waarom dit niet mogelijk zou zijn geweest. De curator kon eveneens een tijdige aangifte van nalatenschap indienen en, indien later zou blijken dat de gegevens niet kloppen dan wel dat de nalatenschap niet onbeheerd zou zijn, een nieuwe aangifte (overeenkomstig art. 3.3.1.0.6 VCF) of een verzoek tot ambtshalve ontheffing (overeenkomstig art. 3.6.0.0.1 VCF) indienen. De curator liet ook na deze mogelijkheid te benutten en besloot blijkbaar om een afwachtende houding aan te nemen. Deze wijze van handelen is minstens onvoorzichtig. De rechtbank oordeelt dat de curator faalt in zijn bewijslast van ‘fiscale overmacht’, gelet op de hierboven gemaakte vaststellingen en overwegingen. De rechtbank is van oordeel dat de curator dient te bewijzen dat hij geen fout heeft begaan. Nu de rechtbank heeft besloten dat de curator minstens onvoorzichtig is geweest kan hij de afwezigheid van fout niet meer bewijzen. Nu de rechtbank heeft geoordeeld dat de afwezigheid van een fout in hoofde van de curator niet is aangetoond heeft VLABEL terecht een belastingverhoging opgelegd. De rechtbank ziet ook geen omstandigheden die nopen tot een vermindering van de belastingverhoging.