Gedaan met laden. U bevindt zich op: Actief foutief aangegeven - materiële vergissing - onroerend goed moest na overlijden van tweede ouder slechts voor de helft van de waarde worden aangegeven Vlaamse Belastingdienst

Actief foutief aangegeven - materiële vergissing - onroerend goed moest na overlijden van tweede ouder slechts voor de helft van de waarde worden aangegeven

Rechtspraak
Nummer

22/1413/A

Datum beslissing

20 maart 2025

Publicatiedatum

7 mei 2025

Rechtbank

Rechtbank van Eerste Aanleg te Gent

Status

Definitief

Heffing

  • Erfbelasting

Wettelijke basis

  • art. 3.6.0.0.1. VCF

Samenvatting

De vader van de 3 belastingplichtigen overleed op 22 maart 2020. De belastingplichtigen dienden op 31 augustus 2020 een gezamenlijke aangifte van nalatenschap in. Op 20 november 2020 werden aanslagen gevestigd lastens belastingplichtigen op basis van de gegevens van de ingediende aangifte.

De belastingplichtigen ontdekten later evenwel, naar aanleiding van de schatting door VLABEL van het aangegeven onroerend goed, dat zij het onroerend goed in de aangifte ten onrechte voor de volledige waarde opgaven. Dit terwijl slechts de helft van de waarde opgenomen had moeten worden. De moeder van belastingplichtigen overleed immers reeds op 18 september 2000. In de aangifte van nalatenschap van de moeder werd hetzelfde onroerend goed reeds door belastingplichtigen aangegeven. Ingevolge de toepassing van het wettelijk stelsel werden belastingplichtigen toen reeds voor de helft blote eigenaar waarbij het vruchtgebruik bij het overlijden van de vader uitdoofde. Met als gevolg dat belastingplichtigen in de aangifte naar aanleiding van het overlijden van de vader nog slechts de helft van de waarde van het onroerend goed dienden aan te geven.

Er werd op 21 februari 2022 een verzoek tot ambtshalve ontheffing ingediend.

Bij beslissing van 19 mei 2022 werd het verzoek afgewezen. Gesteld wordt dat belastingplichtigen niet in aanmerking komen voor een ambtshalve ontheffing omdat er geen sprake zou zijn van een materiële vergissing. Het niet correct aangeven van een actiefbestanddeel zou niet overeenkomen met een materiële vergissing.

Het staat volgens de rechtbank vast dat belastingplichtigen geen bezwaar hebben ingediend tegen de betwiste aanslagen in de erfbelasting. Belastingplichtigen hebben wel degelijk een verzoek gedaan tot het bekomen van een ambtshalve ontheffing op basis van artikel 3.6.0.0.1 VCF. Er is geen discussie dat het verzoek tot ambtshalve ontheffing door belastingplichtigen tijdig werd bekendgemaakt aan de administratie, met name binnen de vijf jaar vanaf 1 januari van het jaar waarin de belasting is gevestigd. De aanslagen werden gevestigd op 13 november 2020 terwijl het verzoek tot ambtshalve ontheffing aan de administratie kenbaar werd gemaakt op 21 februari 2022.

Een ambtshalve ontheffing is mogelijk voor overmatige belastingen die voortvloeien uit materiële vergissingen, uit dubbele belasting, alsook van die welke blijken uit afdoende bevonden nieuwe bescheiden of feiten waarvan het laattijdig overleggen of inroepen door de belastingplichtige wordt verantwoord door gewettigde redenen.

Er is geen betwisting dat er in casu sprake is van ‘overmatige belastingen’. Feit is immers dat het onroerend goed dat belastingplichtigen hebben geërfd bij het overlijden van hun vader ten onrechte voor de volledige waarde werd belast. Belastingplichtigen waren reeds, naar aanleiding van het overlijden van de moeder, voor de helft blote eigenaar van het onroerend goed waarvan zij, door het uitdoven van het vruchtgebruik, de volle eigenaar werden. Het staat derhalve vast dat zij slechts de helft van de waarde van het onroerend goed moesten aangeven en ook maar op de helft van de waarde van het onroerend goed belastbaar zijn. Over de waarde van het onroerend goed zelf is evenmin betwisting. De waarde van het onroerend goed werd op vraag van VLABEL geschat. Daarbij werd de waarde van het volledige onroerend goed bepaald op de waarde zoals aangegeven door belastingplichtigen. Er kon volgens de rechtbank derhalve door VLABEL niet van uitgegaan worden dat de waarde zoals aangegeven door belastingplichtigen slechts zou overeenkomen met de helft van de waarde van het onroerend goed.

Nu vaststaat dat er overbelasting aanwezig is, is de vraag of er sprake is van een materiële vergissing, dubbele belasting of nog van nieuwe feiten of bescheiden die niet eerder konden worden voorgelegd.

Materiële vergissingen werden, tijdens de parlementaire voorbereiding van de wet van 30 mei 1949, door de wetgever omschreven als “rekenfouten, [...] schrijffouten en andere grove vergissingen” (Parl. St., Kamer, 1948-1949, nr. 323, p. 1). In dat verband refereerde de wetgever aan een vaste rechtspraak (ibid., p. 4). Het Hof van Cassatie omschrijft een materiële vergissing als een feitelijke vergissing als gevolg van een misvatting omtrent materiële gegevens bij ontstentenis waarvan de belasting wettelijke grondslag mist” (zie meer bepaald Cass. 20 juni 1991, F.1104.F; Cass. 10 november 1997, F.97.0013.F; Cass. 19 december 1997, F.97.0067.F; Cass. 23 januari 2004, F.02.0081.F; Cass. 19 januari 2012, A.R. F.10.0133.N). Een materiële vergissing sluit alle soorten vergissingen andere dan de materiële uit, alsook vergetelheden vanwege de belastingplichtige of diens gemachtigde, of enige andere oorzaak dan een vergissing (zie voor dit alles: GwH. 19 mei 2022, arrest nr. 67/2022).

Een materiële vergissing beoogt een dwaling nopens materiele elementen en staat tegenover de rechtsdwaling die een onjuiste beoordeling veronderstelt van de fiscale wet of een verkeerde toepassing ervan (Com.IB, nr. 376/6).

Het begrip ‘materiële vergissing’ ruimer interpreteren zou leiden tot een uitholling van de gewone bezwaarprocedure die moet worden ingesteld binnen een termijn van zes maanden, en tot een veralgemening van de ontheffingsprocedure voor alle gevallen waarin een vergissing of een nalatigheid werd begaan in de belastingaangifte ingediend door de belastingplichtige of diens gemachtigde (cfr. GwH. 19 mei 2022, arrest nr. 67/2022).

De rechtbank is van oordeel dat er in casu sprake is van een materiële vergissing.

In de aangifte van nalatenschap van de vader zoals door belastingplichtigen ingediend, wordt de waarde van het betrokken onroerend opgenomen voor de volledige waarde, en meer bepaald onder het ‘gemeenschappelijk vermogen’. Dit is derhalve een foutieve aangifte aangezien er bij het overlijden van de vader geen sprake meer was van een gemeenschappelijk vermogen dat immers ophield bij het overlijden van de moeder in 2000. Er was dan ook nog slechts sprake van een ‘eigen vermogen’ van de vader.

De belastingplichtigen waren zich niet bewust van het feit dat zij een foutieve aangifte indienden dan nadat zij geconfronteerd werden met een schatting van datzelfde onroerende goed. Dit op vraag van VLABEL zelf waarbij werd vastgesteld dat de waarde van het onroerend goed (voor het geheel) correct door belastingplichtigen werd gewaardeerd. Het is naar aanleiding van deze herschatting dat belastingplichtigen een notaris contacteerden die onmiddellijk vaststelde dat de ingediende aangifte van nalatenschap foutief was. Waarna onmiddellijk een verzoek tot teruggave of tot ambtshalve ontheffing werd ingediend. Het feit dat belastingplichtigen geen bezwaar indienden, beklemtoont dat zij zich totaal niet bewust waren van de fout die zij begingen bij het invullen van de aangifte van nalatenschap van hun vader.

Daarbij moet opgemerkt worden dat VLABEL bij de ontvangst van de aangifte moet hebben vastgesteld dat er sprake was van een foutieve aangifte.

Al was het maar doordat sprake was van de aangifte van een gemeenschappelijk vermogen, terwijl de erflater een weduwnaar was zodat er geen sprake kon zijn van een gemeenschappelijk vermogen. Daarbij was VLABEL ook op de hoogte van de aangifte van nalatenschap van de moeder en kon zij derhalve ook onmiddellijk vaststellen dat er een fout in de aangifte gebeurde, meer bepaald voor wat het aangeven van de volledige waarde van het onroerend goed betreft, in plaats van de helft. Over de aan te geven waarde kon er evenmin twijfel bestaan. Verder werd ten onrechte niet gemeld dat er sprake was van een uitdoving van het vruchtgebruik van de vader op de helft van het onroerend goed waarvan belastingplichtigen reeds blote eigenaar waren.

Het is dan ook duidelijk dat belastingplichtigen een louter materiële vergissing hebben begaan door in de aangifte weliswaar juist onder de rubriek ‘raming volle eigendom of ABS’ de volledige waarde te hebben ingevuld (waarde die achteraf door de schatting werd bevestigd), maar dan ten onrechte onder het ‘aandeel in het onroerend goed’ de vermelding ‘1/1’ hebben opgenomen in plaats van ‘1/2’. Merk nog op dat de ‘raming van het aandeel of ABS’ niet werd ingevuld in de aangifte, maar dan weer wel het ‘totaal van het onroerend vermogen’ waarin opnieuw verkeerdelijk de volledige waarde van het onroerend goed wordt vermeld.

De rechtbank stelt dat het aannemelijk is dat de belastingplichtigen, bij de keuze om de aangifte op deze wijze in te dienen, dit gedaan hebben naar het voorbeeld van de aangifte van de moeder, 20 jaar eerder. Daarbij gingen zij ervan uit dat er maar sprake was van een vermogen (gemeenschappelijk i.p.v. eigen vermogen), zich er niet van bewust zijnde dat zij in feite het onroerend goed ten onrechte volledig aangaven. Daarbij is het aangifteformulier van nalatenschap dat door de erfgenamen moet worden ingediend van dien aard dat materiële vergissingen niet uit te sluiten zijn en dit zonder dat daarbij vanwege de belastingplichtige sprake is van enige beoordeling, laat staan een juridische beoordeling. Het gaat in casu volgens de rechtbank om een feitelijke vergissing als gevolg van een misvatting omtrent materiële gegevens, bij ontstentenis waarvan de belasting wettelijke grondslag mist.

De betwiste aanslagen moeten dan ook herberekend en ontheven worden in de mate dat ten onrechte wordt uitgegaan van de volledige waarde van het onroerend goed van 325.000,00 EUR in plaats van de helft of 162.500,00 EUR, waarin iedere erfgenaam een aandeel heeft van 1/3.