Gedaan met laden. U bevindt zich op: Sociale contacten Sociale samenhang

Sociale contacten

Gepubliceerd op 11 september 2024 • Volgende update: september 2025
Inhoud is aan het laden
Inhoud is aan het laden
Inhoud is aan het laden

Helft inwoners ontmoet minstens wekelijks familie

Ongeveer de helft van de inwoners van het Vlaamse Gewest gaf in het voorjaar van 2024 aan minstens wekelijks niet-inwonende familie thuis of elders te ontmoeten (50%) en minstens wekelijks met de buren te praten (48%). 39% ontmoet minstens wekelijks vrienden of kennissen. Daartegenover staat dat iets meer dat 27% van de inwoners minder dan maandelijks vrienden of kennissen ontmoet of met de buren praat. 22% ontmoet minder dan maandelijks familie.

In 2024 werden 2 nieuwe vragen over frequentie van communicatie met familie, vrienden of kennissen toegevoegd aan de SV-bevraging. 80% van de inwoners gaf aan minstens wekelijks via telefoon, brief, e-mail, sms of sociale media te communiceren met niet-inwonende familie. Een vergelijkbaar aandeel gaf aan op dezelfde manier minstens wekelijks contact te hebben met vrienden of kennissen (78%). 8% van de inwoners communiceert minder dan maandelijks met familie, vrienden of kennissen.

In vergelijking met het voorjaar van 2023 is het aandeel dat minstens wekelijks niet-inwonende familie, vrienden of kennissen ontmoet en het aandeel dat praat met buren stabiel gebleven. Tussen 2021 en 2024 is het aandeel dat minstens wekelijks vrienden of kennissen ontmoet en met de buren praat wel beperkt toegenomen.

Vergelijkbare cijfers over de frequentie van sociale contacten voor de periode vóór 2021 zijn niet beschikbaar.

Inwoners uit overgangsgebied en kleinere steden ontmoeten vaker familie

Bij personen die minstens wekelijks niet-inwonende familie ontmoeten zijn de verschillen naar urbanisatiegraad het meest uitgesproken. Personen die in het overgangsgebied en in kleinere steden wonen ontmoeten vaker familie dan personen uit de grootsteden. Ook naar huishoudpositie, opleidingsniveau en leeftijd zijn er verschillen. Personen die met partner, met of zonder kind(eren), wonen ontmoeten vaker familie dan personen die niet met partner maar wel met kind(eren) wonen. Hooggeschoolden ontmoeten vaker familie dan laaggeschoolden. 65-plussers ontmoeten vaker familie dan 18- tot 34-jarigen.

Naar geslacht zijn er geen uitgesproken verschillen.

Hooggeschoolden ontmoeten vaker vrienden of kennissen

Bij personen die minstens wekelijks vrienden of kennissen ontmoeten zijn de verschillen naar opleidingsniveau het meest uitgesproken. Laaggeschoolden ontmoeten minder vaak dan midden- of hooggeschoolden vrienden of kennissen. Ook naar leeftijd en huishoudpositie zijn er verschillen. Het aandeel personen dat wekelijks vrienden of kennissen ontmoet ligt het hoogst bij de jongste leeftijdsgroep van 18 tot 34 jaar. Dat aandeel ligt lager bij de 50- tot 64-jarigen en de 65-plussers. Naar huishoudpositie is het aandeel personen die frequent vrienden of kennissen ontmoeten groter bij personen die bij ouders inwonen en personen die alleen wonen dan bij personen die met partner zonder kind(eren) wonen.

Ouderen praten vaker met buren

Bij het aandeel personen dat minstens wekelijks met buren praat zijn er uitgesproken verschillen te vinden naar leeftijd en huishoudpositie. 65-plussers slaan beduidend vaker een praatje met de buren dan jongere inwoners. De jongste leeftijdsgroep, de 18- tot 34-jarigen, praten opvallend minder vaak met de buren. Naar huishoudpositie praten personen die met partner wonen, met of zonder kind(eren), of personen die alleen wonen vaker met buren dan personen zonder partner met kinderen en personen die bij ouders inwonen. Personen die bij hun ouders inwonen praten het minst vaak met buren. Ook naar opleidingsniveau zijn er verschillen. Laaggeschoolden praten vaker met buren dan hoog- en middengeschoolden.

Naar geslacht en urbanisatiegraad zijn de verschillen beperkt.

Bij het aandeel personen dat aangeeft minstens wekelijks via telefoon, brief, e-mail, sms of sociale media te communiceren met niet-inwonende familie zijn er verschillen naar geslacht, leeftijd, huishoudpositie en opleidingsniveau. Vrouwen communiceren vaker met familie dan mannen. Naar leeftijd communiceren 35- tot 49-jarigen beduidend vaker dan de overige leeftijdsgroepen met familie. 65-plussers communiceren het minste met familie. Naar huishoudpositie communiceren personen die bij ouders inwonen beduidend minder frequent met familie dan de andere huishoudtypes. Naar opleidingsniveau ten slotte stijgt de frequentie van communicatie met het opleidingsniveau.

Naar urbanisatiegraad zijn er geen opvallende verschillen.

Bij het aandeel personen dat aangeeft minstens wekelijks via telefoon, brief, e-mail, sms of sociale media te communiceren met vrienden of kennissen zijn de grootste verschillen te vinden naar leeftijd. De frequentie van communicatie daalt met leeftijd: 18- tot 34-jarigen communiceren het meest frequent met vrienden of kennissen, 65-plussers het minst. Ook naar huishoudpositie, opleidingsniveau en urbanisatiegraad zijn er verschillen. De frequentie van communicatie met vrienden of kennissen ligt het hoogst bij personen die bij ouders inwonen. Ook bij personen die met partner en kind(eren) wonen en personen die niet met partner maar wel met kinderen wonen ligt de frequentie van communicatie iets hoger. Bij personen die alleen wonen of met partner, zonder kinderen ligt de frequentie van communicatie het laagst. Laaggeschoolden communiceren minder frequent met vrienden of kennissen dan midden- en hooggeschoolden. Naar urbanisatiegraad ten slotte is de frequentie van communicatie met vrienden of kennissen groter in de grootsteden dan in de kleinere steden, het overgangsgebied en het platteland.

Naar geslacht zijn er geen opvallende verschillen.

Bronnen