Gedaan met laden. U bevindt zich op: Aandeel industrie in de bruto toegevoegde waarde en de werkgelegenheid Macro-economie

Aandeel industrie in de bruto toegevoegde waarde en de werkgelegenheid

Gepubliceerd op 12 september 2024 • Volgende update: september 2025
Inhoud is aan het laden
Inhoud is aan het laden
Inhoud is aan het laden

Industrie goed voor 14% van bruto toegevoegde waarde en 12% van werkgelegenheid

Het aandeel van de in het Vlaamse Gewest wordt voor 2024 geschat op 14,3% van de totale en op 11,6% van de totale .

Tussen 2010 en 2024 daalde het belang van de industrie in de werkgelegenheid stelselmatig (-2,8 procentpunt). Het aandeel in de bruto toegevoegde waarde nam af tussen 2010 en 2019, maar nam nadien weer iets toe tot 2022. In 2023 en 2024 zakte het opnieuw. Tussen 2010 en 2024 was er globaal een afname met 3,1 procentpunt.

De subsectoren van de investeringsgoederen (productie van elektrische en elektronische apparatuur, van machines, apparaten en werktuigen en van transportmiddelen) en van de consumptiegoederen (voeding en kleding) verloren aan belang tussen 2010 en 2022. Bij de sector van de intermediaire goederen (chemie, farmacie, metaalindustrie) was er geen sprake van een daling van het aandeel volgens de bruto toegevoegde waarde, maar wel volgens de werkgelegenheid.

Aandelen Vlaamse industrie lager dan EU27-gemiddelden

In 2021 bedroeg het aandeel van de industrie in de bruto toegevoegde waarde van het Vlaamse Gewest 16,1%. Dat was hoger dan in het Waalse Gewest (14,1%). In het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, met zijn typische diensteneconomie, was dat aandeel veel lager (2,2%). De werkgelegenheidsaandelen van de industrie lagen op een lager niveau in het Vlaamse en Waalse Gewest (12,1% en 9,9%). In het Brusselse Gewest was er niet zoveel verschil (2,4%).

Het aandeel van de industrie in de bruto toegevoegde waarde lag in het Vlaamse Gewest onder het EU27-gemiddelde (16,8%) in 2021. Het verschil met de EU27 was groter voor het werkgelegenheidsaandeel.

De industrie vormt een belangrijker deel van het economisch weefsel in de Oost-Europese EU-lidstaten. Slovenië, Tsjechië, Slovakije en Polen scoren hoog op beide maatstaven. Voor de bruto toegevoegde waarde behoort ook Duitsland tot de top. In Frankrijk en Nederland is de industrie naar verhouding minder belangrijk dan in het Vlaamse Gewest. Ook België als geheel noteert lagere cijfers dan het Vlaamse Gewest.