Gedaan met laden. U bevindt zich op: Metadata: Lichamelijke pijn Lichamelijke pijn

Metadata: Lichamelijke pijn

Bron

Belgische Gezondheidsenquête, Sciensano, bewerking Statistiek Vlaanderen

Definities

Ernstige lichamelijke pijn of ernstige pijnklachten: het percentage personen van 15 jaar en ouder dat op de vraag ‘Hoeveel lichamelijke pijn hebt u de afgelopen 4 weken gehad? met de antwoordmogelijkheden ‘Geen, heel licht, licht, matig, hevig en heel hevig’, aangeeft ‘matige’, ‘hevige’ en ‘zeer hevige’ lichamelijke pijn te hebben.

Het opleidingsniveau wordt gebruikt als indicator voor het socio-economisch niveau van het huishouden en van de leden ervan. Deze variabele wordt bepaald op basis van het hoogste opleidingsniveau van de referentiepersoon van het huishouden en zijn/haar partner. Dit opleidingsniveau wordt toegewezen aan alle leden van het huishouden.

De ruwe resultaten in de basistabellen geven de reële, effectieve situatie aan. Deze informatie is uitsluitend beschrijvend en dient met de nodige voorzichtigheid geïnterpreteerd te worden. Bijvoorbeeld: een verschil tussen het Vlaams en het Brussels Gewest kan soms worden verklaard doordat er relatief meer jongere personen in het Brussels Gewest dan in het Vlaams Gewest wonen.

Daarom worden ook gestandaardiseerde cijfers voorgesteld die toelaten populaties te vergelijken na correctie voor leeftijd en geslacht op basis van de Belgische standaardbevolking in 2024. Dit wil zeggen dat het hier dan gaat om cijfers die zouden bekomen worden indien de vergeleken groepen gelijk zouden zijn samengesteld voor wat het aantal vrouwen en mannen betreft, en een identieke leeftijdsstructuur zouden hebben. Oorspronkelijk vastgestelde verschillen kunnen zo (deels)verdwijnen, als de verschillen (quasi) uitsluitend te wijten waren aan de verschillende samenstelling van de gewesten naar leeftijd en geslacht.

Opmerkingen bij de kwaliteit

De Belgische Gezondheidsenquêtes worden sinds 1997 met een zekere regelmaat georganiseerd door Sciensano (tot 2007 het Wetenschappelijk Instituut voor de Volksgezondheid genoemd).

In 2023-2024 werden 15.951 huishoudens gecontacteerd, waarvan er 3.709 deelnamen. Dit leverde een participatiegraad van 37,1% op.

Per huishouden dat zijn medewerking verleende, werden telkens maximaal 4 personen geïnterviewd. De referentiepersoon van het huishouden en – indien van toepassing – de partner dienden steeds bevraagd te worden. 7.984 personen werden uitgenodigd om deel te nemen. 7.001 hebben effectief deelgenomen.

Meer informatie is te vinden in het methodologisch rapport(PDF bestand opent in nieuw venster).

In het Vlaamse Gewest namen in 2023-2024 3.708 personen van 15 jaar en ouder deel aan het onderzoek.

De gezondheidsenquête bestaat 3 uit onderdelen:

- Een bevraging op het niveau van het huishouden. Het gaat hierbij om een mondelinge bevraging van de referentiepersoon van het deelnemend huishouden of zijn/haar partner rond een aantal kenmerken van het huishouden: de samenstelling, het maandelijks inkomen, de uitgaven voor gezondheid, karakteristieken van de woning,…

- Een mondelinge bevraging van de (maximum) 4 voor deelname aan de enquête geselecteerde leden van het huishouden over gezondheidsperceptie, chronische aandoeningen, beperkingen,…

- Een schriftelijke bevraging van alle voor deelname aan de enquête geselecteerde leden van het huishouden van minstens 15 jaar oud. De keuze om ook met een schriftelijke vragenlijst te werken, is gebaseerd op de overweging dat sommige onderwerpen, bijvoorbeeld geestelijke gezondheid, gebruik van alcohol, gokverslaving,… eerder vertrouwelijk van aard zijn en zich minder lenen voor een mondelinge bevraging. Voor respondenten van minder dan 15 jaar is informatie hieromtrent dus niet aanwezig.

In de figuren worden tevens de 95%-betrouwbaarheidsintervallen voorgesteld: deze intervallen zijn de limietwaarden waartussen de waarde van de indicator zich bevindt in 95% van alle mogelijk steekproeven die kunnen worden getrokken uit eenzelfde populatie en voor eenzelfde indicator. Dit betrouwbaarheidsinterval geeft zowel informatie over de mate van onzekerheid over het bekomen resultaat als dat het toelaat na te gaan of verschillen tussen bepaalde subgroepen statistisch significant zijn. Indien de betrouwbaarheidsintervallen rond de waarde van een indicator in de verschillende subgroepen elkaar niet overlappen, is er sprake van statistisch significante verschillen tussen de subgroepen.

Naar de statistiek