Invloed afwezigheden op anciënniteit (art. 27), vakantiegeld (art. 35), eindejaarstoelage (art. 37), jaarlijkse vakantie (art. 53) en ziektekredietdagen voor statutaire personeelsleden (art. 62)
- Optie - niet meetellen = in principe telt deze afwezigheid volledig mee. Het bestuur hoeft hiervoor geen beslissing te nemen. Er kan evenwel een beslissing genomen worden om deze afwezigheid niet of slechts gedeeltelijk te laten meetellen.
- Optie - geheel of gedeeltelijk meetellen = in principe telt deze afwezigheid niet mee. Het bestuur hoeft hiervoor geen beslissing te nemen. Er kan evenwel een beslissing genomen worden om deze afwezigheid geheel of slechts gedeeltelijk te laten meetellen.
- Optie - beperken 12 maanden = in principe wordt deze afwezigheid gelijkgesteld met dienstactiviteit. Het bestuur hoeft hiervoor geen beslissing te nemen. Er kan evenwel een beslissing genomen worden om deze afwezigheid slechts 12 maanden gelijk te stellen met dienstactiviteit. Van dit aantal maanden kan niet afgeweken worden: het bestuur beperkt tot exact 12 maanden of beperkt helemaal niet.
- Telt (niet) mee = dit houdt geen keuzevrijheid in voor het bestuur. De periode van dat type afwezigheid wordt wel of niet meegeteld voor de opbouw
| dienst activiteit - art. 47, §2 | anciënniteit - art. 27 | vakantie geld - art. 35 | EJT - art. 37 | jaarlijkse vakantie - art. 53 | ziekte krediet statutair - art. 62 |
---|
1. ouderschaps verlof | ja | telt mee | optie: niet meetellen | optie: niet meetellen | optie: niet meetellen | telt mee (2) |
2. bijstand of verzorging zwaar ziek gezinslid | ja | telt mee | optie: niet meetellen | optie: niet meetellen | optie: niet meetellen | telt mee (2) |
3. palliatief verlof | ja | telt mee | optie: niet meetellen | optie: niet meetellen | optie: niet meetellen | optie: geheel of gedeeltelijk meetellen |
4. mantelzorg | ja | telt mee | optie: niet meetellen | optie: niet meetellen | optie: niet meetellen | optie: geheel of gedeeltelijk meetellen |
5. Vlaams zorgkrediet | ja | telt mee | optie: niet meetellen | optie: niet meetellen | optie: niet meetellen | optie: geheel of gedeeltelijk meetellen |
6. adoptie verlof | ja | telt mee | telt mee | telt mee | telt mee | telt mee (2) |
7. pleegzorg verlof | ja | telt mee | telt mee | telt mee | telt mee | optie: geheel of gedeeltelijk meetellen |
8. pleegouder verlof | ja | telt mee | telt mee | telt mee | telt mee | optie: geheel of gedeeltelijk meetellen |
9. geboorte verlof | ja | telt mee | telt mee | telt mee | telt mee | telt mee (2) |
10. ZIV uitkering (bevalling) | ja | telt mee | telt mee | telt mee | telt mee | / |
11. ZIV uitkering (ziekte) | optie: beperken 12 maanden | telt mee (1) | telt mee (1) | telt mee (1) | telt mee (1) | / |
12. militaire dienst | ja | telt mee | telt mee | telt niet mee | telt mee | optie: geheel of gedeeltelijk meetellen |
13. onbetaald verlof als recht - art. 66, §1 | ja | optie: niet meetellen | telt niet mee | telt niet mee | telt niet mee | telt mee |
14. onbetaald verlof als gunst - art. 66, §2 | ja | optie: niet meetellen | telt niet mee | telt niet mee | telt niet mee | optie: geheel of gedeeltelijk meetellen |
15. tijdelijke afwezigheid wegens overmacht (statutair) | ja | telt mee | optie: niet meetellen | optie: niet meetellen | optie: niet meetellen | optie: geheel of gedeeltelijk meetellen |
16. tijdelijke werkloosheid (contractueel) | ja | telt mee | optie: niet meetellen | optie: niet meetellen | optie: niet meetellen | / |
17. afwezigheid wegens dwingende redenen en zorgverlof | ja | optie: niet meetellen | telt niet mee | telt niet mee | telt mee | telt mee (2) |
disponibiliteit wegens arbeids-ongeschiktheid (statutair) | optie: beperken 12 maanden | telt mee (1) | telt mee (1) | telt mee (1) | telt mee (1) | optie: geheel of gedeeltelijk meetellen (3) |
verlof voor gedeeltelijke werkhervatting (statutair) | ja | telt mee | telt mee | telt mee | telt mee | telt mee |
(1) Voor de periode die gelijkgesteld wordt met dienstactiviteit, telt dit type afwezigheid mee.
(2) Op basis van de richtlijn (EU) 2019/1158 van 20 juni 2019 betreffende het evenwicht tussen werk en privéleven voor ouders en mantelzorgers en tot intrekking van Richtlijn 2010/18/EU van de Raad tellen deze afwezigheden volledig mee bij de opbouw van ziektekredietdagen.
(3) Voor de periode die gelijkgesteld wordt met dienstactiviteit, kan het bestuur beslissen om deze periode slechts gedeeltelijk te laten meetellen voor de opbouw van ziektekredietdagen.
Bewijs van overmacht
Wat betreft overmacht mag aan het personeelslid uitleg gevraagd worden over de aard en de omstandigheden van die overmacht. Het personeelslid op zijn beurt mag de overmacht aantonen met alle gebruikelijke rechtsmiddelen, zoals documenten, attesten en eventueel getuigenverklaringen.
Mogelijke verloven naast deze voorzien in besluit rechtspositieregeling
Het personeelslid heeft ook recht op een aantal andere verloven waarover het BVR RPR niets vermeldt omdat die door andere bevoegde instanties zijn geregeld zoals het politiek verlof, thematische verloven voor de onderbreking van de beroepsloopbaan (ouderschapsverlof, verlof voor medische bijstand, palliatief verlof en mantelzorgverlof) en het zorgkrediet.
- Voor het politiek verlof moeten de lokale besturen zelf geen regels vaststellen. Ze kunnen wel in de rechtspositieregeling verwijzen naar de regelgeving. Voor ambtenaren bij de lokale besturen wordt dit verlof geregeld in het decreet van 14 maart 2003 houdende regeling van het politiek verlof voor de personeelsleden van de provincies, gemeenten, de agglomeraties van gemeenten en openbare centra voor maatschappelijk welzijn, alsook de openbare instellingen en publiekrechtelijke verenigingen die onder hun controle of toezicht vallen (gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 24 april 2003).
- Voor de thematische verloven voor de onderbreking van de beroepsloopbaan kunnen lokale besturen ook verwijzen naar de regelgeving. Het gaat over mantelzorgverlof, ouderschapsverlof, het verlof voor medische bijstand en het palliatief verlof. Voor de duidelijkheid is het toch aangewezen een regeling voor deze verloven uit te werken in de plaatselijke rechtspositieregeling. Meer informatie over deze verloven is te vinden op de website van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg(opent in nieuw venster).
- Het zorgkrediet moet wel geregeld worden in de plaatselijke rechtspositieregeling. Indien het bestuur dat niet doet of het is niet conform de regelgeving, dan zullen alle personeelsleden verlof krijgen op basis van de hogere regelgeving, in casu de Herstelwet en het besluit van de Vlaamse Regering van 26 juli 2016 tot toekenning van onderbrekingsuitkeringen voor zorgkrediet.
Verlof als reservemilitair
Een personeelslid kan ook een reservemilitair zijn. Reservisten krijgen verlof voor de dagen dat ze militaire prestaties uitvoeren. Dit verlof is onbezoldigd, omdat de krijgsmacht een vergoeding voorziet. Onder militaire prestaties vallen ook de opleidingen of eventuele bevorderingen binnen de krijgsmacht. Besturen zijn verplicht om dit verlof toe te kennen aan de reservisten. Dit verlof komt bovenop de verloven voorzien in het BVR RPR. De militaire prestaties die minder dan een maand duren, worden in aanzien als dienstactiviteit.
Seniorenvakantie
Het recht op seniorenvakantie, geregeld in de wet van 23/12/2005 betreffende het generatiepact, is er voor personeelsleden die onder het privaat vakantiestelsel vallen. Als deze personeelsleden omwille van volledige werkloosheid of invaliditeit geen rechten hebben opgebouwd in het vakantiedienstjaar (het jaar voordien), hebben zij recht op 4 weken betaalde vakantie. Een bijkomende voorwaarde is dat ze de leeftijd van 50 jaar moeten bereikt hebben op 31 december van het vakantiedienstjaar. Zij krijgen hiervoor een seniorvakantie-uitkering die ten laste is van de werkloosheidsverzekering. Het is met andere woorden een specifieke regeling voor een welbepaalde groep personeelsleden die geen vakantierechten heeft kunnen opbouwen als gevolg van ziekte of werkloosheid. Personeelsleden die wel rechten opgebouwd hebben in het vakantiedienstjaar, kunnen niet genieten van de seniorenvakantie.
Meerekenbaarheid als dienstactiviteit van de periode van ziekte of ongeval privéleven met recht op een uitkering in het kader van de verplichte ziekte- en invaliditeitsuitkering beperken tot twaalf maanden
Het bestuur kan er voor kiezen om de meerekenbaarheid als dienstactiviteit van de periode van ziekte of ongeval privé-leven, waarbij er recht is op een ziekte- en invaliditeitsuitkering, te beperken tot twaalf maanden. De periode van gewaarborgd loon behoort tot deze twaalf maanden, omdat deze periode van gewaarborgd loon de ziekte- en invaliditeitsuitkering schorst. Ze doet evenwel geen afbreuk aan het theoretische recht op een ziekte- en invaliditeitsuitkering. Wanneer men voldoet aan de voorwaarden op het recht op een ziekte- en invaliditeitsuitkering, kan de beperking van meerekenbaarheid van twaalf maanden starten.
De periode van de beperking van meerekenbaarheid van dienstactiviteit stopt wanneer het recht op een uitkering in het kader van de verplichte ziekte- en invaliditeitsuitkering ook stopt. In het kader van progressieve werkhervatting zal dit zijn op het moment van een volledige werkhervatting.
Het bestuur kan enkel kiezen voor een beperking tot 12 maanden en dus niet voor een beperking tot minder of meer maanden. Indien het bestuur bijvoorbeeld een langere periode zou willen meerekenen voor dienstactiviteit, dan mag niet gekozen worden voor de beperking en dan telt sowieso de volledige periode van afwezigheid wegens ziekte mee. Dit is ook zo bij disponibiliteit.
Een beperking tot 12 maanden heeft impact op de berekening van het aantal vakantiedagen, de anciënniteiten, de eindejaarstoelage en het vakantiegeld waarop het personeelslid recht heeft. Hieronder een aantal voorbeelden om de impact op het aantal vakantiedagen te illustreren:
Voorbeeld 1
Personeelslid X is 6 maanden lang volledig arbeidsongeschikt, keert daarna deeltijds terug in het kader van gedeeltelijke werkhervatting en werkt zo 3 maanden deeltijds.
De periode van volledige afwezigheid en die van gedeeltelijke werkhervatting (ongeacht de tewerkstellingsbreuk) tellen volledig mee als dienstactiviteit want het gaat in totaal over niet meer dan 12 maanden. Er is dus ook geen impact op het aantal vakantiedagen.
Voorbeeld 2
Personeelslid Y is 12 maanden lang volledig arbeidsongeschikt en werkt dan gedurende 12 maanden halftijds in het kader van gedeeltelijke werkhervatting.
De periode van arbeidsongeschiktheid telt volledig mee voor dienstactiviteit, maar de afwezigheden tijdens de deeltijdse werkhervatting tellen niet meer mee. Er is een impact op het aantal vakantiedagen: de betrokkene zal voor het jaar waarin het halftijds werkt maar de helft van het normaal aantal vakantiedagen krijgen (ofwel het jaar zelf bij het publiek vakantiestelsel; ofwel het jaar erna bij het privaat vakantiestelsel).
Voorbeeld 3
Personeelslid C is 9 maanden lang volledig arbeidsongeschikt, en keert dan terug in het kader van gedeeltelijke werkhervatting. Het personeelslid werkt zo 6 maanden halftijds.
De periode van arbeidsongeschiktheid en de eerste 3 maanden halftijds werk tellen mee als dienstactiviteit (dus tot 12 maanden), maar de laatste 3 maanden tellen niet meer mee.
Het komt er dan op neer dat het personeelslid van het jaar erna 3 maanden halftijds werkt en daarna weer gewoon voltijds. Voor ¼ van dat jaar is het personeelslid maar voor de helft in dienstactiviteit. Op het volledige jaar gezien telt dus 1/8 niet mee voor dienstactiviteit en dus ook niet voor de opbouw van vakantiedagen.
Het personeelslid zal dus 1/8 van het normaal aantal vakantiedagen verliezen, opnieuw ofwel voor dat jaar zelf (bij het publiek vakantiestelsel) of ofwel voor het volgende jaar (in het privaat vakantiestelsel).
Standpunt RSZ over de vrijstelling van RSZ-bijdragen bij het wijzigen van de gelijkstelling voor de opbouw van het recht op de eindejaarstoelage
De RSZ heeft het volgende standpunt ingenomen wanneer het gaat over het wijzigen van de gelijkstelling voor de opbouw van het recht op de eindejaarstoelage:
“Als er in de toekomst, naast ouderschapsverlof en bevallingsverlof, door de lokale besturen bijkomende gelijkstellingen gecreëerd worden voor de vaststelling van het bedrag van de eindejaarstoelage, zullen er socialezekerheidsbijdragen verschuldigd zijn op het volledige bedrag van de eindejaarstoelage en dit voor alle werknemers (en dus niet alleen voor de werknemers voor wie die bijkomende gelijkstellingen werden toegepast).
Voor de berekening van de socialezekerheidsbijdragen voor statutaire personeelsleden zijn alleen de toelagen, premies of vergoedingen uitgesloten waarvan de toekenningsmodaliteiten uiterlijk op 1 augustus 1990 vastgesteld werden in wettelijke, reglementaire of statutaire bepalingen en die op 1 januari 1991 niet onderworpen waren aan socialezekerheidsbijdragen. Iedere wijziging na 1 augustus 1990 aan één van de toekenningsmodaliteiten moet worden beschouwd als een wijziging van het besluit, reglement of statuut, en heeft tot gevolg dat de toelage, premie of vergoeding onderworpen wordt aan socialezekerheidsbijdragen.”
De besturen zullen bij het maken van de beleidskeuze rond wat gelijkgesteld wordt of niet, de gevolgen voor de socialezekerheidsbijdragen mee in overweging moeten nemen.